Hoe de overheid miljarden verspilt
Het gebeurt elk jaar weer. Een probleem vraagt om aandacht. Iets loopt uit de hand. Doe iets, vraagt de Tweede Kamer aan de minister, wanneer gebeurt er iets is de vraag vanuit de samenleving. En na de nodige druk en een berg aan publiciteit komt de minister met het verlossende woord. Hij heeft op zijn begroting geld gevonden en nu kan er echt wat gebeuren. Tweede Kamer tevreden, de mensen in het land tevreden, de kranten zoeken andere onderwerpen. Maar is het probleem opgelost of is de oplossing zelfs maar een beetje dichterbij gekomen? Vaak is het antwoord op die vraag nee. En met recht zou je dan kunnen stellen dat al die miljoenen voor niks geweest zijn, kortom verspild.
Eenmalig geld
Neem het tekort aan leerkrachten in het onderwijs. De grote steden hebben het meest dringend goede leerkrachten nodig. Maar vinden ze steeds minder. Dus slaken de wethouders van de grote steden een noodkreet die door de pers wordt opgepikt. De dreiging van onderwijsuitval is te beeldend om het te laten liggen. Kansarme kinderen uit vele culturen met gebrekkige ondersteuning vanuit de thuissituatie zouden in de kou komen te staan? Terwijl voor hen juist het onderwijs de enige weg is om omhoog te klimmen op de maatschappelijke ladder of gewoon een echte baan te vinden? Dat kan niet. Dus komt Slob in actie en wordt er geld vrijgemaakt om de problemen van de grote steden te verlichten. De grote steden blij, want dat is het maximale waarop ze kunnen hopen.
Maar dat geld dat ze krijgen, krijgen ze maar voor een jaar. Het is zoals dat heet eenmalig geld. En het probleem is niet eenmalig. De groepsgrootte moet omlaag, de salarissen aangepast aan de specifieke omstandigheden in de achterstandswijken van de grote steden en de onderwijzers moeten een woning kunnen vinden in de grote stad. En dat kan allemaal niet met geld dat maar voor een jaar ter beschikking gesteld wordt. Als je salarissen verhoogt of de groepen kleiner maakt, moet je dat elk jaar blijven betalen.
De realiteit wint het altijd van het beeld
Wat gebeurt er dan met het geld? Soms niets, omdat onderwijskoepels niet altijd manieren vinden om het geld zinvol uit te geven. Maar er zijn mogelijkheden. Scholing bijvoorbeeld, wervingscampagnes, of projecten om het imago van het werken in het onderwijs te verbeteren. Ook populair zijn het zoeken van zij-intreders, mensen die het ook wel eens willen proberen in het onderwijs. Rond dit soort eenmalige impulsen is een economie gegroeid van consultants, scholingsbureaus, reclamebedrijven. Ze komen, maar vooral daarna gaan ze weer. Is het zinloos? Dat is wellicht een te zware kwalificatie, scholing is nodig en een beter imago ook. Maar een beter imago als er geen betere betaling is, huisvesting en een acceptabele werkdruk? Daar kunnen zelfs miljoenen kostende campagnes niet voor zorgen. Want de realiteit wint het altijd van het beeld.
Verder met noodverbandjes
Het onderwijs is slechts één voorbeeld. De jeugdzorg is een ander, de stikstofproblematiek en zo zijn er makkelijk nog een aantal te vinden. Er moet geld bij voor elk jaar, structurele financiering heet dat. Maar daar doet de minister van Financiën erg moeilijk over. Want dan moet er meer geeld geleend worden en wordt het moeilijker de begroting sluitend te krijgen, zeker als je de belastingen niet wilt verhogen. En daarover zijn afspraken nodig tussen coalitiepartijen. Die hebben allemaal hun eigen wensen. Let op hoe moeizaam dat de komende maanden zal gaan.
Dus gaan we verder met noodverbandjes aanleggen, willens en wetens. Maar iemand zal toch ooit op het idee komen dat als je elk jaar miljarden aan noodverbandjes uitgeeft je met dat geld ook tenminste één probleem structureel kunt oplossen?